Hoe zorgt getuigentheater ervoor dat verhalen over de Tweede Wereldoorlog worden doorgegeven? Hoofdredacteur en theaterwetenschapper Sophie van den Bergh gaat in gesprek met Erna van den Berg, bij Het Nationale Theater verantwoordelijk voor De laatste getuigen. In deze theaterserie vertellen ooggetuige en acteur samen een levensverhaal.
In 1965 werd Het onderzoek (Die Ermittlung) voor het eerst opgevoerd. Toneelschrijver Peter Weiss baseerde zich voor het script op de transcripties van de Auschwitzprocessen in Frankfurt. Die processen, waarin nazikopstukken terechtstonden, hadden in Duitsland en over de grens veel indruk gemaakt: de gruwelen van de concentratiekampen werden daarin op confronterende wijze gedetailleerd beschreven.
Het toneelstuk ging op 19 oktober van dat jaar in première in vijftien West- en Oost-Duitse steden en werd ook in andere landen opgevoerd, waaronder Nederland. Het onderzoek droeg nog verder bij aan de publieke bewustwording van wat er in de concentratiekampen was gebeurd en bracht veel maatschappelijke reactie teweeg.
Het onderzoek is een vroeg voorbeeld van getuigentheater: theater waarin (vaak heftige) verhalen en ervaringen van mensen op de planken worden gebracht, veelal door acteurs. Meer dan 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt er nog altijd getuigentheater gemaakt, maar zijn de vragen anders. Waar Het onderzoek voornamelijk draaide om waarheidsvinding, rechtvaardigheid en maatschappelijke bewustwording, staan vandaag de dag juist morele vragen over het gebruik van getuigenissen centraal. Kun je en mag je andermans verhaal op het podium brengen en zo ja, hoe? En wat kan de functie zijn van het delen van die verhalen?
Deze vragen staan ook aan de basis van het maakproces van De laatste getuigen, een terugkerende voorstelling van Het Nationale Theater. Het format: vooraf opgetekende getuigenissen worden elk jaar op 4 mei op het podium van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag in het bijzijn van de getuigen voorgelezen door acteurs. Die getuigen zijn mensen die ondergedoken zijn geweest, die de Hongerwinter hebben meegemaakt of wier ouders in het verzet hebben gezeten. Erna van den Berg, projectleider van de voorstellingen, zoekt de getuigen op en tekent zorgvuldig hun verhaal op. Op een mooie herfstdag ging ik met haar in gesprek in het Vlaams cultuurhuis De Brakke Grond.
Jij spreekt alle getuigen voorafgaand aan de voorstellingen en maakt van wat zij vertellen een theatertekst. Hoe zorg je ervoor dat er recht wordt gedaan aan ieders verhaal?
“Mijn gesprekken met getuigen kunnen soms wel drie uur duren, al breng ik het verhaal daarna terug tot een tekst van hooguit tien minuten. Ik richt me op de meest persoonlijke verhalen, naast de gedeelde ervaringen tijdens de oorlogstijd die voor veel mensen gelden en veelal bekend zijn.
Doordat ik weet dat de getuige uiteindelijk naast de acteur zal zitten die zijn of haar verhaal voorleest, ga ik er nooit vandoor met iemands verhaal. Ik ben heel precies met het uitwerken van de teksten en redigeer nauwelijks. Ook probeer ik de persoonlijkheid van de getuigen recht te doen door hun manier van praten te behouden.”
Welk effect heeft het op de getuigen om hun geschiedenis uiteindelijk in deze theatrale setting te horen?
“Om voor het eerst op deze manier geconfronteerd te worden met hun eigen verhaal kan heftig zijn, maar over het algemeen ervaren mensen het als bevrijdend en opluchtend. Sommigen hebben nooit met hun eigen kinderen of kleinkinderen over hun ervaringen gesproken, maar waren heel blij dat die in de zaal zaten en het konden horen.”
En wat voor effect heeft het op het publiek om in zo’n setting van die verhalen getuige te zijn?
“Elke editie is al weken op voorhand uitverkocht. Er is blijkbaar een enorme behoefte aan verhalen van gewone mensen over de oorlog. Het gaat ook nadrukkelijk niet om heldenverhalen. Als mensen zeggen: ‘Ik heb hier in oorlogstijd gewoon gescharreld’, dan is het de bedoeling om dát te laten horen. En dat is ook altijd het thema geweest van dit initiatief: de herdenking van de gewone mens.”
Zo had ik het nog niet gezien, dat dit project ook fungeert als een vorm van herdenking.
“Jazeker. Elk jaar kun je vanuit de schouwburg de klokken horen luiden om acht uur, en daarna worden er twee minuten stilte in acht genomen. Tijdens de eerste uitvoering van De laatste getuigen zat ik in de coulissen toen ik ineens allemaal ruis hoorde. Het bleek dat de hele Koninklijke Schouwburg, 600 man, was gaan staan om het volkslied te zingen. Niet uit volle borst, maar juist heel ingetogen. Daarna ging iedereen weer zitten en begon de voorstelling. Dat was echt bijzonder. Dat gevoel van gezamenlijkheid hadden wij nooit kunnen voorzien van tevoren.”
Dit soort theater, dat ook wel ‘verbatim theater’ wordt genoemd – ‘woordelijk theater’ – wordt regelmatig kritisch bekeken in de wetenschappelijke literatuur. De nadruk op het ensceneren van woordelijke interviews zou de verwachting kunnen scheppen dat een voorstelling directe toegang biedt tot het ‘echte’ verhaal. Maar zeker als het gaat om mensen die traumatische ervaringen hebben meegemaakt, kan die ervaring vaak niet zo eenduidig worden gecommuniceerd. In hoeverre doet het ertoe of iemands verhaal honderd procent waar of verifieerbaar is?
“Ik zou zeggen dat in het concept iets besloten zit van waarachtigheid, niet per se van waarheid. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat een acteur een verhaal vertelt dat waargebeurd is voor degene die naast hem zit en daarnaar luistert. Soms horen mensen voor het eerst hun eigen geschiedenis uit de mond van een ander. We richten ons dus op hoe de getuigen een bepaalde periode hebben beleefd, niet op de vraag of die ervaringen onomstotelijk bewezen kunnen worden.”
Een ander kritiekpunt op dit soort theater is dat het hervertellen psychisch belastend kan zijn. In hoeverre houd je rekening met de heftigheid van die verhalen, en met de psychologische impact die zoiets kan hebben op een ooggetuige of een nabestaande?
“Ik heb sowieso het idee dat sommige getuigen de ergste ervaringen voor zich houden. Ik vertrouw erop dat mensen geen dingen vertellen die ze niet willen vertellen. En ik ga zeker niet zitten pushen, ik weet dat ik ook maar een voorbijganger ben.
Een voorbeeld: een tijdje terug interviewde ik een getuige die me een heftig verhaal vertelde over een verkrachting in een kamp. Haar dochter, die bij het interview aanwezig was, had ze hier pas een paar dagen eerder van op de hoogte gebracht. Nu ze het eenmaal verteld had, kon ze haar boosheid en verontwaardiging niet meer verbergen. Maar ze wilde niet dat het in de voorstelling kwam, dus hebben we besloten het eruit te laten.”
De acteurs zelf blijven duidelijk ook niet onberoerd. Er lijkt af en toe echt een intieme band te ontstaan tussen hen en de getuigen wier verhaal ze vertolken. Ik zag bijvoorbeeld een registratie van de voorstelling in 2018, waarin Judith de Kom en actrice Romana Vrede naast elkaar aan tafel zitten. Vrede leest het verhaal voor dat De Kom over haar vader heeft verteld. Aan het eind pakt Vrede, duidelijk geëmotioneerd, heel even De Koms hand vast.
“Romana Vrede was natuurlijk hartstikke vereerd dat ze het verhaal mocht voorlezen van de dochter van Anton de Kom. Getuige en acteur ontmoeten elkaar meestal pas op de generale repetitie of zelfs pas tijdens de voorstelling zelf. Maar er komt altijd een moment dat je de waarachtigheid van dat samenzijn voelt. Hoe dat precies tot stand komt? Dat is moeilijk om te zeggen, maar het is iets wat bij alle uitvoeringen gebeurt – niet alleen bij de acteurs en getuigen, maar ook bij het publiek. Het heeft ermee te maken dat je je open wilt en durft te stellen naar de ander, daar ben ik van overtuigd. Dat je echt naar een ander kijkt en luistert, jezelf vergeet, en tot je door laat dringen wat de ander heeft meegemaakt en wat voor impact dat op zijn of haar leven heeft gehad.”
Toch benoemt een van de deelnemende acteurs in de videoregistratie van een van de voorstellingen dat hij worstelt met de opdracht. Hij zegt: “Je hebt het gevoel alsof je hun privacy schendt. Je moet het verhaal natuurlijk vertellen alsof je het zelf hebt meegemaakt, dus dat is even aftasten… of dat mag, of je dat mag doen.”
“Dat daar voor een acteur een vreemde spanning in zit, geloof ik meteen. Er is een duidelijk verschil tussen wat een acteur doet en wat een mens doet die probeert een trauma te verwerken. Die laatste probeert dat namelijk níet te tonen, dat binnen te houden omdat het anders overrompelend kan zijn. Terwijl een acteur is getraind om dat in een bepaalde mate wel te communiceren naar een publiek.
Daarom was de lastige opdracht voor de acteurs om niet te veel gaan spélen. Hun lezing van de tekst zit zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke verhaal. Een gekke gewaarwording voor acteurs: normaal gezien krijgen ze een tekst voor zich die ze moeten interpreteren en waarmee ze kunnen experimenteren. Dat mag bij mij niet in dit project. Wel zit ik bij de repetities en leg soms uit wat er achter het ogenschijnlijk oppervlakkige taalgebruik schuilt, zodat de acteurs begrijpen waar dat vandaan komt. Ik vind het heel belangrijk om die gelaagdheid te behouden.”
Hoe ziet getuigentheater er in de toekomst uit, als er alleen nog maar volgende generaties zijn die over de oorlog kunnen vertellen?
“Het besef van de impact van oorlog, ook op latere generaties, is de afgelopen jaren sterk gegroeid. In de toekomst zetten we daarom in op de verschuiving van individuele verhalen naar familieverhalen: in De laatste getuigen van 2022 geven we de ruimte aan Joodse getuigen die over hun oorlogsverhalen vertellen, en in 2023 zoomen we in op de ervaringen van de tweede en derde generatie en de trauma’s waarmee zij te maken hebben gehad.
Mijn droom is om nog veel meer verhalen te vertellen, ook van mensen die op de vlucht voor oorlog naar Nederland zijn gekomen. Het theater is de plek bij uitstek om die verhalen te delen en de trauma’s die mensen met zich meedragen te onderkennen.”
De laatste getuigen
De registraties van de voorstellingen van afgelopen jaren zijn hier terug te zien. In 2022 staat er weer een live-editie gepland van De laatste getuigen, op 4 mei in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.
Erna van den Berg is werkzaam bij het artistiek bureau van Het Nationale Theater. Ze maakt programma’s met als thema De onzichtbare stad en verzorgt audio-descripties voor HNT-Onbeperkt, een programma waardoor mensen met een beperking van theater kunnen genieten. Ten slotte maakt ze theatrale lezingen op basis van romans.
Over de auteur
Sophie van den Bergh is hoofdredacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht en werkt op de afdeling Onderzoek en educatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Aan de Universiteit Gent werkt ze aan een proefschrift over herdenkingstheater.
Verder lezen
- Patrick Duggan, ‘Others, Spectatorship, and the Ethics of Verbatim Performance’. New Theatre Quarterly 29, nr. 2 (2013), p. 146-158.
- Nicholas Ridout, Theatre & ethics. Palgrave Macmillan, 2009.
- Amanda Stuart Fisher, ‘Trauma, Authenticity and the Limits of Verbatim’. Performance Research 16, nr. 1 (2011), p. 112-122.
Foto boven aan artikel
De editie van De laatste getuigen over het Oranjehotel in 2019. Bron: Het Nationale Theater