Waar herdenkingen van aloude tradities aan elkaar lijken te hangen, wordt er bij de vieringen op 5 mei volop geëxperimenteerd met nieuwe vormen – althans, dat denken we vaak. Toch is het ontsteken van het Bevrijdingsvuur een van de oudste WO2-herdenkings- en vieringstradities die Nederland kent. Het ontstond in lichtstad Eindhoven.
Elk jaar, in de nacht van 4 op 5 mei, wordt op het 5 Mei Plein in Wageningen het Bevrijdingsvuur ontstoken. Het symboliseert de overgang van herdenken van de oorlog naar vieren van de vrijheid. Klokslag twaalf uur wordt het vuur verdeeld onder delegaties lopers, die het via fakkelestafettes door heel Nederland verspreiden. De traditie is met recht oud te noemen: al sinds 1948 vindt het Bevrijdingsvuur via Wageningen zijn weg door de rest van het land. Toch is dit niet het hele verhaal. De oorsprong van het vuur gaat verder terug in de tijd, en moet gezocht worden in Eindhoven.
De Eindhovenaren herdachten hun bevrijding al vroeger dan mensen in het noorden, door de vroege bevrijding van het zuiden van Nederland. Eindhovense stadshistoricus Jan van Schagen schreef uitgebreid over het eerste feest waar één jaar bevrijding werd gevierd, dat op 18 september 1945 plaatsvond. De organisatoren bedachten diverse rituelen om de vrijheid te herdenken en te vieren. De stad deed haar bijnaam als Lichtstad eer aan door op tal van plekken elektrische verlichting op te hangen en aan te vullen met kaarsen en vetpotten. In de avond lichtte de hele stad op, als symbool voor de vrijheid ‘na vier donkere jaren’. De viering bleek een groot succes.1
Het bevrijdingsfeest van 1946 werd nog grootser aangepakt. Een van de elementen die aan het bevrijdingsfeest werden toegevoegd, was het halen van een bevrijdingsvuur uit het Normandische stadje Bayeux. Waar beter het vuur van de vrijheid ophalen dan in de stad die als eerste bevrijd werd door de geallieerden op D-Day?
Triomftocht door verwoest landschap
Hoe kwam dit ritueel precies tot stand? Jan van Schagen schetst in zijn publicatie hierover hoe dit lokale initiatief, dat uit zou groeien tot een transnationaal ritueel, in grote mate afhing van de motivatie van een kleine groep individuen. Het idee kwam uit de koker van Philips en werd bedacht door reclameadviseur Tacke Hoeneveld. Vanuit Philips werd in 1946 contact gezocht met de Eindhovense wielrenvereniging ‘Het Zuiden’ om het vuur op te halen en naar Eindhoven te brengen. Financiële gebreken en de beroerde staat waarin Nederland zich na de oorlog bevond brachten het plan in eerste instantie in zwaar weer, maar de wielrenners waren enthousiast en vastberaden naar Bayeux af te reizen om vandaar het vuur naar Eindhoven te fietsen. Zij namen het grootste deel van de te overbruggen afstand op zich door een equipe van elf wielrenners af te vaardigen die om en om het vuur droegen. De tegenstrijdige symboliek van vuur als verwoester en bevrijder ineen vond weerklank en de groep wielrenners maakte een triomfantelijke tocht door het verwoeste Franse landschap en Noord-Franse dorpen. In België werd het vuur overgedragen aan estafetterenners, die het vuur onder begeleiding van de wielrenners verder naar Eindhoven droegen.
De verhalen die rondgaan in kringen van nabestaanden en die staan opgeschreven in Van Schagens boek, scheppen een beeld van een ritueel dat op zijn minst provisorisch te noemen was. Bij aankomst in Bayeux bleek dat weinigen daar bekend waren met het idee van de Eindhovenaren om het vuur te komen halen, waardoor een ontvangstcomité ontbrak. Onderweg werd het vuur van de fakkel aangehouden door improvisatie van de bestuursvoorzitter van de wielrenvereniging op de achterbank van de tourbus. De fakkel zelf was gemaakt van twee granaathulzen en een eikenhouten handvat.2
Het ritueel laat boven alles zien dat een strakke organisatie niet essentieel is, zolang de context en de kern van het ritueel maar kloppen. De sfeer van opluchting na de Tweede Wereldoorlog lijkt hierin bepalend te zijn geweest. Na een koude ontvangst werd in Bayeux in korte tijd een ceremonie op touw gezet om de fakkeloverdracht toch nog een officieel randje te geven. En het provisorische karakter van de eerste tocht weerhield grote menigtes er niet van om de delegatie in Nederland aan te moedigen.
Het grote enthousiasme waarmee het vuur in Nederland onthaald werd, vond weerspiegeling in de nationale omarming van dit prille ritueel. In de avond van 18 september 1946 wachtte in Eindhoven naast locoburgemeester Kolfschoten ook minister-president Louis Beel het vuur op. Die laatste gaf na ontvangst een toespraak.
Het vuur vond zijn weg diezelfde maand nog vanuit Eindhoven naar Nijmegen, waar het gebruikt werd om een bevrijdingsvuur op de Waalbrug te ontsteken. Van hier zou het vuur uiteindelijk naar Wageningen komen. Een zich verspreidend ‘Nederlands’ bevrijdingsvuur was een feit.
Hotel de Wereld
Gek genoeg blijft de Eindhovense organisatie van de fakkelestafette in 1946 onbenoemd op de website van het Wageningse Comité.3 De jaarlijkse ontsteking van het vrijheidsvuur lijkt zo geheel los te staan van Eindhoven, wat opmerkelijk is gezien het feit dat het vuur uit Bayeux nog jaarlijks via Eindhoven naar Wageningen komt. Een recent uitgebrachte strip op initiatief van Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld laat zien hoe regionale belangen een rol lijken te spelen in de inkadering van rituelen. In de strip, genaamd Sjoerd de Vrij – Het vuur van de vrijheid wordt het verhaal verteld dat de fakkelestafette een idee is geweest van de Nederlandse oorlogsjournalist Sjoerd de Vrij. De Vrij zou tijdens een ontmoeting met een Canadese collega op het idee van de estafette zijn gekomen. Beide mannen hebben bestaan; De Vrij is zelfs hoofd van de Philips Persdienst geweest en was in die hoedanigheid betrokken bij de organisatie van de eerste tocht naar Bayeux.4 De strip plaatst een ontmoeting van beide mannen bij de capitulatiebesprekingen in Hotel de Wereld centraal, en koppelt zo op kunstige wijze het ontstaan van het vrijheidsvuur aan de plaats Wageningen. Eindhoven komt er zo wat bekaaid vanaf: het wordt weliswaar genoemd in de strip, maar slechts zijdelings.5 De geschiedenis wordt op deze manier succesvol ingezet om het ontstekingsritueel te kunnen inkaderen in een regionaal Wagenings verhaal – ten koste van het Eindhovens aandeel in die geschiedenis.
Over de auteur
Matthias Lukkes is lid van de redactie van WO2 Onderzoek uitgelicht. Hij rondde dit jaar een onderzoeksmaster geschiedenis af aan de Universiteit Leiden en werkt sinds 2022 voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Noten
1 De ‘Eindhovense kant’ van dit artikel is grotendeels gebaseerd op pagina’s 23-29 / 53-58 / 133-134 uit het boek van historicus Jan van Schagen, Remember 18 September. Eindhoven zeventig jaar bevrijd. Eindhoven, Drukkerij Snep, 2014.
2 Van Schagen 2014, p. 55; ‘De mecanicien v.d. 1e Bevrijdingsestafette’, Eindhoven in Beeld (geraadpleegd 4 augustus 2023). Onder het beeld plaatsten nabestaanden verhalen zoals doorgegeven door familieleden die betrokken waren bij de tocht naar Bayeux in 1946.
3 ‘Nationale Bevrijdingsvuurestafette 4 op 5 mei’, Wageningen 45. Nationaal Comité Herdenkingscapitulaties (geraadpleegd 4 augustus 2023).
4 Van Schagen 2014, p. 58; ‘De mecanicien v.d. 1e Bevrijdingsestafette’, Eindhoven in Beeld (geraadpleegd 4 augustus 2023).
5 Wim Huijser, Jelle de Gruyter & Eric Heuvel, Sjoerd de Vrij. Het vuur van de vrijheid. Oosterhout, Uitgeverij L, 2021, p. 22.
Foto boven aan artikel
Een groep wielrenners houdt de geïmproviseerde fakkel vast. Bron: Fotocollectie Anefo, Estafettetocht Bayeux (Frankrijk) – Eindhoven (1946) / Nationaal Archief