De rol van fysieke plaatsen in het vieren van vrijheid, democratie en burgerschap

Analyse

door Sander Mensink, leesduur 13 minuten

In veel herdenkingsrituelen staan monumenten of locaties waar bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden centraal: we bezoeken ze, leggen er kransen of zijn er samen stil. Maar welke rol spelen fysieke plekken bij het vieren van vrijheid en democratie, bijvoorbeeld op 5 mei? Aan de hand van voorbeelden uit onderzoek naar vrijheidsvieringen wereldwijd beschrijft Sander Mensink hoe het concept plaats kan bijdragen aan het vieren van vrijheid, democratie en burgerschap.  

Mijn belangrijkste herinnering aan 4 mei is de herdenking in mijn geboortedorp Beekbergen bij het monument voor verzetslieden. Het ritueel dat er jaar na jaar plaatsvond staat in mijn herinnering gegrift. Elk jaar werd de zorg voor het onderhoud van het monument door de leerlingen van groep 8 plechtig overgedragen aan groep 7. Toen ik later in Amsterdam ging studeren, was het de Dam die voor mij onlosmakelijk verbonden raakte met herdenken op 4 mei. En zo zijn er meerdere plaatsen die tijdens de Nationale Herdenking tot de verbeelding spreken: de Waalsdorpervlakte, Kamp Westerbork, erebegraafplaatsen, of een van die honderden plekken van lokale betekenis.

De Franse historicus Pierre Nora schetste in de jaren tachtig van de twintigste eeuw hoe belangrijk fysieke plaatsen zijn in herinneringsculturen en als het ware de ankers van onze herinneringscultuur vormen. Ze maken dat we direct verbinding voelen met een verhaal over het verleden en spelen een centrale rol bij veel rituelen. Niet alleen is het terugkomen naar plekken een rituele gebeurtenis an sich. Ook het leggen van kransen en de gewoonte je op een bepaalde manier te gedragen rondom deze plekken, getuigen van een rituele functie.

Uit onderzoek van Nationaal Comité 4 en 5 mei en ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum blijkt dat mensen zich sterk verbonden voelen met herdenkingsrituelen op 4 mei. Rituelen op 5 mei zijn minder afgebakend en slaan ook minder aan. De onderzoekers concluderen dat ‘het herdenkingsritueel op 4 mei concreter en duidelijker [is] afgebakend in de tijd dan de viering van de vrijheid op 5 mei’. Het is interessant om deze notie van een afbakening in tijd uit te breiden met een afbakening in ruimte. Vergeleken met de herdenkingsrituelen op 4 mei lijken ook fysieke plaatsen op 5 mei een minder afgebakende rol te spelen in de collectieve beeldvorming. Dat wil niet zeggen dat er op 5 mei geen activiteiten plaatsvinden op betekenisvolle plaatsen1, maar door de bank genomen lijkt het vieren van vrijheid geografisch meer diffuus dan herdenken op 4 mei.

Namens het Nationaal Comité 4 en 5 mei verricht ik een studie naar vrijheids- en democratievieringen in het buitenland.2 Op basis van twee voorbeelden uit die studie onderzoek ik in dit artikel hoe fysieke plekken zouden kunnen bijdragen aan het vieren van vrijheid en aanverwante fenomenen als democratie en burgerschap, en hoe die plaatsen een rol kunnen spelen in het creëren van (nieuwe) rituelen.

Geheugenboei

In zijn werk Les lieux de mémoire schrijft Pierre Nora over het belang van ‘plaatsen van herinnering’. Hij bedoelt hiermee locaties, monumenten en ruimtes rondom objecten – maar ook immateriële zaken als een feestdag – waarin herinneringen als het ware opgeslagen liggen; ze fungeren als portalen waar mensen in kunnen tappen op herinneringen. Historicus Willem Frijhoff opperde hiervoor de term ‘geheugenboei’, een soort ‘aanhechtingspunten van onze herinneringscultuur’. Nora geeft aan dat die plaatsen in zichzelf een rituele functie hebben. Ze ‘markeren de rituelen van een samenleving zonder rituelen’ en lijken bedevaartsoorden naar het verleden in een tijd die geheugen ‘achter [zich] heeft gelaten’.3

Het is waardevol om Nora’s insteek aan te vullen met een sociologische blik. Rituelen rond ‘plaatsen van herinnering’ hebben ook een bindingsfunctie: de collectieve handelingen die we daar uitvoeren bevestigen welk verhaal uit het verleden ‘ons’ bindt, en creëren daarmee een collectief bewustzijn. Emile Durkheim stelt dat mensen in die rituelen een gevoel van saamhorigheid ervaren dat we moeilijk kunnen duiden en daarom vaak toeschrijven aan bepaalde plaatsen of objecten.4 Durkheim beschrijft dat gevoel als collective effervescence, een collectief bruisen. Een ritueel behelst in feite dat opzoeken van collectief bruisen, het je herhaaldelijk onderdeel willen voelen van een gemeenschap. Durkheim benadrukt dus net als Nora dat plaatsen en bijbehorende rituelen een blik terug bieden in de geschiedenis, maar ook sterk gaan over het vieren van de gemeenschap in het hier en nu.

Het ‘Heldenmonument’ in de zogenaamde Äußeres Burgtor, gezien vanaf de Heldenplatz. Bron: Simon Matzinger op Wikimedia Commons (CC-BY-SA 4.0)

Heldenplatz, Wenen

De Oostenrijkse viering van de bevrijding biedt een interessant voorbeeld van hoe bestaande historisch geladen plaatsen een ‘aanhechtingspunt’ kunnen vormen voor het vieren van vrijheid en democratie. Tot diep in de twintigste eeuw werd de Oostenrijkse herinneringscultuur gedomineerd door de these dat Oostenrijk met de Anschluss in 1938 Hitlers eerste slachtoffer was. De ‘Bevrijdingsdag’ op 8 mei was echter lang een ingewikkelde dag. Voor vele Oostenrijkers betekende deze bevrijding namelijk ook een nieuwe ‘bezetting’ door de geallieerden, wat ervoor zorgde dat 26 oktober 1955 – de dag dat formele neutraliteit werd gerealiseerd – de belangrijkste Nationalfeiertag werd. Lang werd medeverantwoordelijkheid voor de Tweede Wereldoorlog nauwelijks benoemd en stonden slachtofferschap, maar ook het herdenken van Wehrmacht-soldaten die hun vaderlandse ‘plicht’ hadden gedaan centraal. Deze herinneringscultuur vond ook vruchtbare bodem op de Heldenplatz in Wenen, waar monumenten al sinds de 19e eeuw in het teken stonden van een militaristisch verleden. Na 1945 werden de namen van Wehrmacht-soldaten toegevoegd aan de boeken in de crypte van het Heldenmonument, ooit opgericht om slachtoffers van eerdere oorlogen te eren. Hoewel in 1965 een ruimte in het monument werd geopend ter nagedachtenis aan de vrijheidsstrijd tegen het nationaalsocialisme, bleef het officiële Oostenrijk jaarlijks op verschillende momenten, waaronder op Nationalfeiertag, kransen leggen bij een monument waar in feite Wehrmacht-soldaten werden geëerd.5

Aan het begin van de 21e eeuw bereikte de omgang met 8 mei een dieptepunt, toen de dag door extreemrechtse studentenverenigingen werd aangegrepen om parades ter ere van Wehrmacht-soldaten te houden bij het Heldenmonument. Al snel ontstonden tegendemonstraties van progressieve groepen. Als onderdeel van een brede omwenteling binnen de Oostenrijkse herinneringscultuur, waarin medeverantwoordelijkheid voor de Tweede Wereldoorlog centraler kwam te staan, begon een groep maatschappelijke organisaties, waaronder het Mauthausen Komitee, maar ook jeugdvakbonden, academici, activisten en vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap, zich te verzetten tegen de invulling en rituelen op de Heldenplatz op 8 mei en andere dagen. Op 8 mei 2012 bezetten zij door middel van een grote tegendemonstratie daarom de Heldenplatz. Sinds 2013 wordt er op voordracht van het Mauthausen Komitee en met steun van de regering het succesvolle Fest der Freude georganiseerd.

De boodschap van dit festival is dat 8 mei vooral een dag van vreugde en viering (van op het nationaalsocialisme herwonnen vrijheid en democratie) dient te zijn, in plaats van een dag van treurnis om een verloren gegaan verleden. Het festival kent een avondprogramma met sprekers uit binnen- en buitenland en een muzikale omlijsting door het Wiener Symphoniker. Ieder jaar is er een jaarthema dat specifieke aandacht krijgt; in 2023 was dit bijvoorbeeld ‘burgerlijke moed’. De avond wordt standaard afgesloten met een nieuw ritueel: het door duizenden mensen zingen van Beethovens Ode an die Freude, tevens het Europese volkslied. Hiernaast organiseert het Mauthausen Komitee sinds kort rondleidingen op en rondom het plein die informeren over hoe de gebouwde omgeving verhalen vertelt (of juist verzwijgt). Ook vinden er rond 8 mei openluchttentoonstellingen plaats op de Heldenplatz die bijvoorbeeld verhalen van overlevenden over het voetlicht brengen.

Het eerste Fest der Freude op 8 mei 2013 op de Heldenplatz in Wenen. Bron: Manfred Werner op Wikimedia Commons (CC-BY-SA 3.0)

Ontwijding

De Weense Heldenplatz speelt daarmee een belangrijke rol in het Fest der Freude: het vormt het decor van nieuwe praktijken van vieren en probeert een nieuwe symbolische betekenis (van vrijheid, democratie en tolerantie) aan deze plaats te koppelen, terwijl oude rituelen en betekenissen worden aangevochten. Hoewel het daadwerkelijk fysiek veranderen van een beladen ruimte als de Heldenplatz geen sinecure is, heeft de nieuwe invulling van 8 mei daar wel aan bijgedragen. Zo werd de crypte van het Heldenmonument officieel ‘ontwijd’, waarna er geen officiële staatsrituelen meer hebben plaatsgevonden. Wanneer we nog wat dieper kijken, valt ook op dat de brede beweging van burgers die zich hier mengden in herinneringspolitiek, door letterlijk ruimte te claimen, in zichzelf een verwezenlijking van democratisch burgerschap in het hier en nu is. De Heldenplatz heeft als zodanig ook de (toekomstige) potentie om een ruimte te zijn waar mensen de idealen die ze vieren ook kunnen belichamen. Of deze potentie echt benut zal worden is de vraag. Het festival en de voorgestelde maar telkens uitgestelde herinrichting van het plein zouden volgens critici het nog altijd beladen debat over herdenken en vieren vooral pacificeren.6

Het voorbeeld van Oostenrijk legt nog een ander punt bloot. Nora’s lieux de mémoire representeren ‘plaats’ vooral als een statische container met één dominante boodschap. Belangrijke plaatsen belichamen regelmatig de ogenschijnlijke eenheid van de natiestaat, al dan niet door een koloniale bril. Rituelen hebben vaak als functie die boodschap te reproduceren, terwijl afwijkende perspectieven nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Het is daarom wellicht productiever om in navolging van Michael Rothberg te spreken over knooppunten van herinnering7 en plaatsen te zien als veranderlijke punten waar stromen van mensen en ideeën samenkomen, verblijven en doorheen trekken. Het idee van knooppunten past ook beter bij de rituele functie van plaatsen in vieringen van vrijheid, democratie en burgerschap. Openheid en meerstemmigheid zijn immers bouwstenen van een democratische samenleving.

Denen vieren de aankomst van Britse troepen in Kopenhagen in mei 1945. Bron: Nationalmuseet op Wikimedia Commons (CC-BY-SA 2.0)

Bornholm, Denemarken

Fysieke plaatsen hoeven niet altijd reeds bestaande, historisch geladen plekken te zijn om bij te kunnen dragen aan het vieren van vrijheid en democratie. Denemarken vormt hierbij een boeiende casus. Dit land kent net als Nederland een 4 en 5 mei-traditie rondom de Tweede Wereldoorlog, waarbij op 4 mei herdenkingen plaatsvinden en op 5 mei Bevrijdingsdag wordt gevierd. In vergelijking met Nederland is 5 mei echter een relatief bescheiden aangelegenheid.

De Denen kennen ook andere momenten waarop democratie of vrijheid centraal staan, zoals de ‘Grondwetdag’ op 5 juni. Daarnaast springt het Deense festival Folkemødet (‘Volksvergadering’) in het oog, als onderdeel van een succesvolle Scandinavisch-Baltische traditie van democratiefestivals. Sinds 2011 komen jaarlijks zo’n 65.000 mensen naar het eiland Bornholm om zich onder te dompelen in activiteiten rondom allerlei maatschappelijke thema’s. Onder hen zijn ook politici van alle politieke partijen en vertegenwoordigers van zeer verschillende organisaties (waaronder universiteiten, ngo’s, bedrijven). Opvallend is het belang van fysieke plaats hierbij. Het festival stelt: ‘Folkemødet is een fysieke setting en een verzamelpunt. Het is een democratische ambitie.’ Het afgesloten zijn van de buitenwereld en de fysieke ervaring van drie dagen intensief met elkaar bezig zijn in een ‘microkosmos’, roepen gevoelens van solidariteit, gemeenschap en vertrouwen op. Deze gevoelens – gelijkend op Durkheims collectieve bruisen – stimuleren een soort basaal-democratische ervaring: het doorleven van waarden die aan de basis liggen van een democratische samenleving.

Peter Christiansen, directeur van het festival, noemt het belang van een geschikte fysieke setting waar inhoud, cultuur en vermaak samengaan zeer groot. Dit wordt nog eens benadrukt door bezoekers en organisaties als het ware mede-eigenaren te maken en het programma grotendeels door henzelf te laten bepalen. Zij kiezen de thema’s en de samenwerkingen, mogen zelf weten hoe ze stands inrichten, en alle deelnemers worden actief gestimuleerd om te participeren. Uit onderzoek naar dergelijke gezamenlijke (ruimtelijke) vormgevingsprocessen op festivals blijkt hoezeer dit gevoelens van solidariteit en gemeenschap opwekt.8

Bezoekers van het Deense democratiefestival Folkemødet op het eiland Bornholm. Bron: News Uresund op Wikimedia Commons (CC-BY-SA 2.0)

Bubbels

Tegelijkertijd moeten we waken voor een te hoge verwachting van plaatsen als Folkemødet. Een veel gehoorde kritiek is dat we het hier hebben over weinig diverse bubbels voor elites. Het reële gevaar bestaat dat dit soort initiatieven vooral mensen trekt met veel democratische interesse en een hoge hoeveelheid economisch en sociaal kapitaal. In tijden van polarisering en afnemend politiek vertrouwen dreigen juist mensen die zich maatschappelijk niet aangehaakt voelen niet te komen. Een plaats kan dan ironisch genoeg ook juist een barrière gaan vormen: een eiland biedt mogelijkheden, maar kan ook lastig bereikbaar zijn. Democratiefestivals proberen dit te ondervangen door gratis toegankelijk te zijn en door expliciet organisaties zonder middelen en van diverse achtergronden een plek te bieden. Hoewel er nog weinig onderzoek is gedaan naar de werking van democratiefestivals, plaatst een eerste studie in Noorwegen enige kanttekeningen. Mensen die al een groot netwerk hadden bleken vooral onder elkaar te netwerken, terwijl de uitwisseling met mensen met minder kennis en netwerken beperkt bleef.

Wat laat een plaats als Bornholm desondanks wel degelijk zien? Dat ook ‘nieuwe’ plaatsen door het gezamenlijk inrichten ervan kunnen bijdragen aan een geleefde democratische ervaring en het vieren daarvan. Een interessant gegeven voor festivals zoals de Nederlandse Bevrijdingsfestivals, die – letterlijk – ruimte zouden kunnen bieden door na te denken over hoe inrichting van de fysieke ruimte kan bijdragen aan interacties waar iedereen aan mee kan doen.

En kunnen festivals naast een viering ook als ritueel gezien worden? Zeker is dat ze ‘rituele potentie’ hebben: het samen voorleven van bepaalde idealen kan een bruising oproepen waarin mensen een vorm van collectief bewustzijn ervaren. Door een koppeling aan specifieke tijden en plekken kunnen op den duur nieuwe ‘aanhechtingspunten’ ontstaan waar mensen naar willen terugkeren. Oog voor hoe die ruimtes enerzijds uitnodigen maar ook kunnen uitsluiten, is daarbij wel cruciaal.

Vieren is doen?

Laten we eens resumeren hoe plaatsen – van pleinen tot festivallocaties – kunnen bijdragen aan het (ritueel) vieren van vrijheid, democratie en burgerschap. Een complexe vraag waarop het antwoord zich niet laat vangen in een simpele formule. Toch kunnen we een paar mechanismen onderscheiden die ons laten nadenken over de vraag hoe we de werking van fysieke plaats (bewuster) kunnen meenemen in vieringsmomenten zoals 5 mei.

De belangrijkste rol blijkt weggelegd voor het doen. We vieren democratie en gemeenschappelijke vrijheid vooral door deze – al is het maar een klein beetje – voor te leven. In dat samen doen wordt het belang van gemeenschappelijke vrijheid en democratie – inclusief nog bestaande beperkingen en tekortkomingen – duidelijker. Fysieke plaatsen kunnen ons daarbij helpen. We horen steeds vaker dat ‘plaats’ vervangen kan worden door online settings. Onderzoek naar ‘collectief bruisen’ tijdens de coronapandemie suggereert echter dat online omgevingen niet zomaar de positieve effecten van fysieke nabijheid kunnen overnemen.10 De Oostenrijkse en Deense voorbeelden suggereren iets soortgelijks. Bestaande plaatsen rondom vrijheid (en onvrijheid) kunnen werken als haakjes waaraan we activiteiten en debatten rondom vrijheid, burgerschap en democratie kunnen ophangen en tastbaar maken. Door mensen bovendien actief te betrekken bij het samen (her)vormgeven van zulke plaatsen vieren ze niet alleen die idealen, maar belichamen ze deze ook al deels in hun handelingen. Uiteraard dient dit zorgvuldig te gebeuren; sommige plaatsen wekken door hun lading sterke emoties of zelfs polarisatie op. We zien ook dat plaats in termen van nieuwe ruimtes belangrijk is: hoe zorgen fysieke settings van viering voor in- of juist uitsluiting? Of hoe stimuleren ze democratische interacties?

Dit alles betekent allerminst dat we bestaande vormen van vieren overboord moeten gooien. Wel zouden bijvoorbeeld Bevrijdingsfestivals kunnen nadenken (voor zover ze dat nog niet doen) over hoe fysieke plaatsen uitnodigen tot interacties die de idealen die we vieren ook versterken. Kleine, intiemere ruimtes hebben bijvoorbeeld vaker potentie om interacties te stimuleren dan grote open ruimtes. Ook kunnen we vieringen zelf nog meer bottom-up maken en democratiseren, door meer organisaties actief te betrekken bij de inrichting ervan. Het erkennen dat die vieringen en plaatsen soms ‘politiek’ zijn is daarbij belangrijk. Tot slot kunnen juist nieuwe rituelen zoals de Vrijheidsmaaltijden, die samen handelen al centraal stellen, een prachtige manier zijn om betekenisvolle, lokale plaatsen te creëren. De uitdaging zal daarbij zijn om mensen van verschillende achtergronden uit te nodigen naar die plaatsen te komen en ze inclusief te maken. Wat dat betreft is lokale laagdrempeligheid een realistisch startpunt. Democratie en vrijheid hoeven niet alleen grootschalig gevierd te worden. Het is ook de betrokkenheid in de directe omgeving die deze zaken robuust maken.

Over de auteur

 

Sander Mensink

Sander Mensink is politicoloog en werkte twaalf jaar als docent bij de opleiding Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel werkt hij als onderzoeker bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Hij is tevens tijdelijk hoofdredacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Noten

1 Een goed voorbeeld is Wageningen (zie hiervoor ook de interessante bijdrage van Matthias Lukkes in dit nummer). De Bevrijdingsfestivals zijn daarnaast belangrijke plaatsen op 5 mei, maar kennen toch veelal niet dezelfde afgebakende rituele of historische betekenis als veel plaatsen op 4 mei.

2 De studie waaruit deze voorbeelden komen betreft een breder, lopend onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei naar vrijheids- en democratievieringen in het buitenland. Naar verwachting wordt de studie in het najaar van 2023 afgerond en later gepubliceerd op www.4en5mei.nl/onderzoek.

3 Pierre Nora, ‘Between Memory and History: Les Lieux de Mémoire’. Representations nr. 26 (1989), p. 12.

4 Emile Durkheim, ‘The elementary forms of the religious life’. In Classical Sociological Theory, Greg Calhoun et al (eds.), Wiley-Blackwell 1912/2012, p. 243-254.

5 Zie voor een uitgebreide geschiedenis o.a. Peter Pirker, Johannes Kramer & Matthais Lichtenwager, ‘Transnational memory spaces in the making: World War II and Holocaust Remembrance in Vienna’. International Journal of Politics, Culture and Society, nr. 32 (2019); Tatiana Zhurzhenko, ‘The Soviet war memorial in Vienna: Geopolitics of memory and the new Russian diaspora in post-Cold War Europe’. In: Remembering the Second World War, Patrick Finney (ed.), Routledge 2017, p. 89-114.

6 Peter Pirker, Magnus Koch & Johannes Kramer, ‘Contested heroes, contested places: Conflicting visions of war at Heldenplatz/Ballhausplatz in Vienna’. In: Views of violence: Representing the Second World War in German and European museums and memorials, Jorgen Echternkamp & Stephan Jaeger (eds.), Berghan 2019, p. 174-214 (zie vooral p. 194-203).

7 Michael Rothberg, ‘Introduction: Between memory and memory: From lieux de mémoire to noeuds de mémoire’. Yale French Studies, nr. 118/119 (2010).

8 Tristi Brownett & Owen Evans, ‘Finding common ground: The conception of community arts festivals as spaces for placemaking’. Health and Place, nr. 61 (2020).

9 Dag Wollebaek & Ketil Raknes, ‘Interest group access to decision makers at a democracy festival’. Interest Groups & Advoacy, nr. 11 (2022), p. 333-352.

10 Tom Vine, ‘Is physical co-presence a prerequisite for Durkheimian collective effervescence? Reflections on remote working during the COVID-19 pandemic’. Culture and Organization, Vol. 29, nr. 5 (2023), p. 380-396.


Foto boven het artikel

Het Fest der Freude met op de achtergrond het omstreden ‘Heldenmonument’. Bron: Manfred Werner op Wikimedia Commons (CC-BY-SA 3.0)