We waren en zijn hier: meerstemmigheid in musea

Dekolonisatie

door Guinevere Ras – leesduur 7 minuten

In 2020 bezocht Guinevere Ras HIER. Zwart in Rembrandts tijd. Op deze tentoonstelling in Museum Het Rembrandthuis werden voor het eerst in de geschiedenis de portretten samengebracht die Rembrandt en zijn tijdgenoten maakten van zwarte mensen. Ras ging langs om praktijkvoorbeelden van meerstemmigheid te analyseren en raakvlakken te zoeken met oorlogserfgoed in musea. Welke methodes zijn inspirerend? Hoe meerstemmig ontsluiten zij het verleden?


Dit artikel werd in 2020 gepubliceerd in een themanummer van WO2 Onderzoek uitgelicht over Dekolonisatie.


Musea spelen een grote rol in de vorming van identiteit en dominante narratieven. Zoals erfgoed dynamisch is – met dank voor dit inzicht aan historicus Willem Frijhoff – is ook identiteit geen statisch construct.1 Dit houdt in dat de betekenis of waarde van erfgoed kan veranderen en dat ook nieuwe vormen van erfgoed kunnen ontstaan. Musea vervullen in deze veranderingsprocessen een cruciale functie.

Een belangrijk onderdeel van het tentoonstellen en ontsluiten van collecties is representatie. Volgens museoloog Nina Simon is de overgrote meerderheid van musea ontstaan vanuit wit privilege: ze vertellen louter verhalen over de veroveringen door witte mannen, presenteren vooral meesterwerken van witte mannelijke kunstenaars en tonen bijna uitsluitend uitvindingen van witte mannelijke wetenschappers en theorieën van academici.2 Zelfs als je daar niet omheen kunt omdat je collectie nu eenmaal die basis heeft, is er werk aan de winkel.

De beslissingen die museummedewerkers nemen omtrent het gebruik van narratief en thematiek hebben allerlei sociaalmaatschappelijke effecten.3 Het maakt uit wiens erfgoed wordt getoond, welk erfgoed, en door wie de verhalen verteld worden. Meerstemmigheid kan daarin een sleutelrol vervullen. Het begrip verwijst naar een proces van bewustwording waarin het dominante narratief wordt verbreed, aangevuld of bijgesteld met andere perspectieven.

Dit is een schurend proces van verkenning, erkenning, verbinding, acceptatie en accommodatie. Schurend omdat de conservatieve en gevestigde orde vaak niet mee lijkt te bewegen. Museum Het Rembrandthuis ging de uitdaging wél aan, met initiatiefnemers Stephanie Archangel en Elmer Kolfin. En met de hulp van historicus Mark Ponte, de creatieve breinen Brian Elstak en Raul Balai en vele externe adviseurs.

De realiteit versus stereotyperingen

De eerste zaal van HIER. Zwart in Rembrandts tijd maakt duidelijk dat Amsterdam al in de 17e eeuw een multiculturele stad was. Tussen circa 1630 en 1660 was er een kleine gemeenschap van vrije zwarte mensen in de omgeving van de Jodenbreestraat, in de buurt waar ook Rembrandts huis en atelier zich bevonden. Op een kaart uit 1625 zie je precies waar zijn zwarte buurtgenoten woonden.

Ik ontdek hier bijvoorbeeld dat Antonio Manuel van St. Jago van Capo Verde en Hester Jans van Capo Verde op een steenworp afstand van Rembrandt woonden. Geen wonder dat Rembrandt en zijn tijdgenoten hen portretteerden. Kunstenaars gingen immers de straat op, op zoek naar levende modellen om zo realistisch mogelijk na te tekenen.

Een kaart uit de tentoonstelling. Foto: Museum Het Rembrandthuis

Het valt op dat zwarte mensen begin 17e eeuw het vaakst zonder negatieve stereotypering in de kunst zijn weergegeven. Ik loop langs fraai ingelijste olieverfschilderijen van statige zwarte individuen: de Congolese gezant Dom Miguel de Castro en Koning Caspar. Beiden in vol ornaat en in een houding die getuigt van zelfvertrouwen. De tentoonstelling brengt hier een belangrijke boodschap naar buiten: We waren en zijn hier. Wij zijn onderdeel van de Nederlandse samenleving.

Dom Miguel de Castro, geschilderd door Jasper of Jeronimus Becx in 1643. Foto: Statens Museum for Kunst

Verderop in de zaal hangen heel andere werken: voorbeelden van portretten die getuigen van misplaatste witte superioriteit en exotisme. In de tweede helft van de 17e eeuw werden zwarte mensen ingezet in de promotie van koloniale producten. De tentoonstelling toont allerlei vormen van reclame voor thee en tabak waarin zwarte figuren met buitenproportionele roodgekleurde lippen en een extra brede neus figureren.

In dit deel van de tentoonstelling zie ik ook vele portretten van de witte elite met hun zwarte bedienden. Eeuwenlange reproductie van deze beelden heeft gezorgd voor een oneerlijke, onrealistische representatie, waarbij zwarte mensen enkel als onderdanig en minderwaardig worden neergezet. Deze gedachtegang is in de wereld gebracht ter legitimering en rechtvaardiging van de slavernij. Hedendaags racisme is hier een hardnekkige nawee van.

Dit eerste deel van de tentoonstelling is een goed voorbeeld van hoe je representatie bespreekbaar kan maken in een museale context, en tegelijkertijd bijdraagt aan de verbetering hiervan. De kern: leren waar stereotypen vandaan komen en deze ontleren.

Tronie van een jonge zwarte man. Gerrit Dou, 1630/35. Foto: Niedersächsisches Landesmuseum

Identiteit en representatie

De tweede zaal toont een eregalerij van portretten van zwarte mensen, thematisch ingedeeld in verhalen, portretten en tronies – portretstudies van naamloze modellen. De studies voor de portretten werden later vaak verwerkt in schilderijen over de bijbel of klassieke mythologie.

Het schilderij dat in deze zaal alle aandacht steelt is Tronie van een jonge zwarte man van Gerrit Dou. Prachtig hoe het licht weerkaatst op zijn bruine glanzende huid, de zijden tulband, het kobaltblauwe gewaad en de opvallende glinstering in de zilveren creool in zijn oor. Hij kijkt je recht aan en heeft qua blik en houding opvallend veel weg van Meisje met de parel van Johannes Vermeer.

Als aanvulling op de historische, door witte kunstenaars gemaakte werken worden er ook hedendaagse werken getoond van zwarte kunstenaars, zoals Iris Kensmil, Hedy Tjin, Dion Rosina en Jaasir Linger. Zij portretteerden familie, vrienden en belangrijke politici.

Daarnaast maakten Raul Balai en Brian Elstak speciaal voor de tentoonstelling samen een schilderij van een zwarte Jezus, als tegengeluid bij de vele schilderijen met Jezus als witte man. Het uiterlijk dat Jezus in al die portretten wordt aangemeten, komt niet overeen met dat van zijn tijdgenoten uit Palestina. Volgens Balai en Elstak is dit een voorbeeld van whitewashing van de geschiedenis: het vooropstellen van westerse kenmerken in de geschiedschrijving.

Met hun werk reflecteren de hedendaagse kunstenaars die meededen aan de tentoonstelling op hun eigen identiteit, vanuit hun eigen perspectief. Zo dragen zij bij aan een inhaalslag die ook veel andere musea te wachten staat.

Zoals de nieuwe verhalen en beelden uit HIER. Zwart in Rembrandts tijd de lacunes van museale representatie aanvullen, hoop ik ook een genuanceerder en completer verhaal over de Tweede Wereldoorlog tegen te gaan komen in musea. Bijvoorbeeld over de onmisbare rollen van de voormalige koloniën ten tijde van oorlogvoering. Tachtig procent van de geallieerde vliegtuigen werd gemaakt van aluminium uit Suriname en zestig procent van de vliegtuigen vloog met brandstof geraffineerd in de voormalige Antillen.

Ik hoop op musea waar bezoekers zich met trots kunnen identificeren met verzetsstrijders als Boy Ecury, George Maduro en Anton de Kom. Niet lukraak in een tijdelijke tentoonstelling, maar in de vaste presentaties. Zodat iedereen, ook jij of je buurman, zich gerepresenteerd voelt.

Over de auteur

 

Guinevere Ras

Guinevere Ras is erfgoedprofessional met een expertise in meerstemmigheid. Ze werkt bij het Nederlands Fotomuseum als curator en draagt met haar onderneming Museale Meerstemmigheid projectmatig en door middel van tentoonstellingen, publicaties en advies bij aan een inclusievere erfgoedsector.


Noten

1. Willem Frijhoff, Dynamisch erfgoed (Amsterdam: Uitgeverij SUN, 2007).

2 Nina Simon, ‘On White Privilege and Museums’, Museum 2.0, 6 april 2013.

3. Graham Black, Transforming Museums in the Twenty-first Century (London: Routledge, 2012).


Reflectie: Een aanval op het officiële verhaal

Door Sinan Çankaya

“We waren en zijn hier”, schrijft Guinevere Ras. In haar belangrijke stuk wijst ze ons op dominante museale praktijken, die steeds maar weer dezelfde verhalen vertellen over oorlogszuchtige, expansieve Witte Mannen, over werelden waarin wit steeds boven zwart staat. Ze houdt een vurig pleidooi voor ‘meerstemmigheid’, waarin ‘het dominante narratief wordt verbreed, aangevuld of bijgesteld met andere perspectieven’. Meerstemmigheid is een aanval op het enkele, officiële verhaal, en lijkt te gaan om het scheppen van ruimte voor de verhalen die nu nog niet worden verteld, die worden genegeerd, verzwegen zelfs.

En toch is er iets in beweging gekomen. Zo presenteerde het Rijksmuseum in het voorjaar van 2021 de tentoonstelling Slavernij. Om een ‘completer verhaal’ te vertellen werden niet eerder vertoonde stukken opgenomen in de tentoonstelling. De schellen zijn voorgoed, zo lijkt, van de ogen gevallen in de museale- en erfgoedwereld.

Meerstemmigheid gaat over het onderzoeken van blinde vlekken, het ontsluiten van nieuwe bronnen, het versterken van voorheen gesmoorde stemmen die een aanval – dit woord kan ik niet uit de weg gaan – op het geweld – en ook dit woord is opzettelijk gekozen – op de officiële geschiedschrijving vormen. Door ruimte te maken voor de onvermijdelijke, knetterende gesprekken, bijvoorbeeld over 4 en 5 mei, Joodse roofkunst, de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, de figuur Piet, koloniale objecten uit het Caraïbisch gebied en de herinneringen van arbeidsmigranten en vluchtelingen, kunnen musea, erfgoedinstellingen en het onderwijs deze onderwerpen mogelijk adequater het hoofd bieden.

Ook in mijn ogen is het hoog tijd voor meer verbeeldingskracht in de representatie van de Tweede Wereldoorlog. Wie meerstemmig kijkt, komt vanzelf uit bij de Marokkaanse soldaten die hebben meegevochten om Europa te bevrijden van nazi-Duitsland; wie meerstemmig kijkt, durft te experimenteren met historische empathie en maakt ruimte voor herinneringen die nu eenmaal als een hond gaan liggen waar ze willen, zei Cees Nooteboom al, en Nederlanders met een vluchtelingenachtergrond hebben weer hun eigen herinneringen aan oorlog en conflict; wie meerstemmig kijkt, weigert nog langer het verhaal van Anton de Kom in twee stukken te knippen: de man was een antikoloniale, revolutionaire vrijheidsstrijder die zich tegen het Nederlands koloniaal bewind verzette én hij was een verzetsheld die tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte in het communistisch verzet.

Musea, erfgoedinstellingen en herinneringscentra, maar ook de kunsten, zoals de literatuur en film kunnen helpen om de wereld meerstemmig te begrijpen. Ze helpen ons om werelden te verbeelden die zich verzoenen met ons gemeenschappelijk lot.

Over de auteur

 

Sinan Çankaya. Foto: Marijn Smulders

Sinan Çankaya is cultureel antropoloog en schrijver. Momenteel werkt hij als universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2021 won hij de Jan Hanlo Essayprijs voor Mijn ontelbare identiteiten.


Foto boven aan artikel

Black Jesus aka Fuck Cracker Christ. Bron: Brian Elstak & Raul Balai, 2020