Kort geleden bezocht ik HIER. Zwart in Rembrandts tijd. Op deze tentoonstelling in Museum Het Rembrandthuis zijn voor het eerst in de geschiedenis de portretten samengebracht die Rembrandt en zijn tijdgenoten maakten van zwarte mensen. Ik ging langs om praktijkvoorbeelden van meerstemmigheid te analyseren en raakvlakken te zoeken met oorlogserfgoed in musea. Welke methodes zijn inspirerend? Hoe meerstemmig ontsluiten zij het verleden?
Musea spelen een grote rol in de vorming van identiteit en dominante narratieven. Zoals erfgoed dynamisch is – met dank voor dit inzicht aan historicus Willem Frijhoff – is ook identiteit geen statisch construct.1 Dit houdt in dat de betekenis of waarde van erfgoed kan veranderen en dat ook nieuwe vormen van erfgoed kunnen ontstaan. Musea vervullen in deze veranderingsprocessen een cruciale functie.
Een belangrijk onderdeel van tentoonstellen en ontsluiten van collecties is representatie. Volgens museoloog Nina Simon is de overgrote meerderheid van musea ontstaan vanuit wit privilege: ze vertellen louter verhalen over de veroveringen door witte mannen, presenteren vooral meesterwerken van witte mannelijke kunstenaars en tonen bijna uitsluitend uitvindingen van witte mannelijke wetenschappers en theorieën van academici.2 Zelfs als je daar niet omheen kunt omdat je collectie nu eenmaal die basis heeft, is er werk aan de winkel.
De beslissingen die museummedewerkers nemen omtrent het gebruik van narratief en thematiek hebben allerlei sociaalmaatschappelijke effecten.3 Het maakt uit wiens erfgoed wordt getoond, welk erfgoed, en door wie de verhalen verteld worden.
Meerstemmigheid kan daarin een sleutelrol vervullen. Het begrip verwijst naar een proces van bewustwording waarin het dominante narratief wordt verbreed, aangevuld of bijgesteld met andere perspectieven. Dit is een schurend proces van verkenning, erkenning, verbinden, accepteren en accommoderen. Schurend omdat de conservatieve en gevestigde orde vaak niet mee lijkt te bewegen.
Museum Het Rembrandthuis ging de uitdaging wél aan, met initiatiefnemers Stephanie Archangel en Elmer Kolfin. En met de hulp van historicus Mark Ponte, de creatieve breinen Brian Elstak en Raul Balai en vele externe adviseurs.
De realiteit versus stereotyperingen
De eerste zaal van HIER. Zwart in Rembrandts tijd maakt duidelijk dat Amsterdam al in de 17e eeuw een multiculturele stad was. Tussen circa 1630 en 1660 was er een kleine gemeenschap van vrije zwarte mensen in de omgeving van de Jodenbreestraat, in de buurt waar ook Rembrandts huis en atelier zich bevonden. Op een kaart uit 1625 zie je precies waar zijn zwarte buurtgenoten woonden.
Ik ontdek hier bijvoorbeeld dat Antonio Manuel van St. Jago van Capo Verde en Hester Jans van Capo Verde op een steenworp afstand van Rembrandt woonden. Geen wonder dat Rembrandt en zijn tijdgenoten hen portretteerden. Kunstenaars gingen immers de straat op, op zoek naar levende modellen om zo realistisch mogelijk na te tekenen.
Het valt op dat zwarte mensen begin 17e eeuw het vaakst zonder negatieve stereotypering in de kunst zijn weergegeven. Ik loop langs fraai ingelijste olieverfschilderijen van statige zwarte individuen: de Congolese gezant Dom Miguel de Castro en Koning Caspar. Beiden in vol ornaat en in een houding die getuigt van zelfvertrouwen. De tentoonstelling brengt hier een belangrijke boodschap naar buiten: We waren en zijn hier. Wij zijn onderdeel van de Nederlandse samenleving.
Verderop in de zaal hangen heel andere werken: voorbeelden van portretten die getuigen van misplaatste witte superioriteit en exotisme. In de tweede helft van de 17e eeuw werden zwarte mensen ingezet in de promotie van koloniale producten. De tentoonstelling toont allerlei vormen van reclame voor thee en tabak waarin zwarte figuren met buitenproportionele roodgekleurde lippen en een extra brede neus figureren. In dit deel van de tentoonstelling zie ik ook vele portretten van de witte elite met hun zwarte bedienden.
Eeuwenlange reproductie van deze beelden heeft gezorgd voor een oneerlijke, onrealistische representatie, waarbij zwarte mensen enkel als onderdanig en minderwaardig worden neergezet. Deze gedachtegang is in de wereld gebracht ter legitimering en rechtvaardiging van de slavernij. Hedendaags racisme is hier een hardnekkige nawee van.
Dit eerste deel van de tentoonstelling is een goed voorbeeld van hoe je representatie bespreekbaar kan maken in een museale context, en tegelijkertijd bijdraagt aan de verbetering hiervan. De kern: leren waar stereotypen vandaan komen en deze ontleren.
Identiteit en representatie
De tweede zaal toont een eregalerij van portretten van zwarte mensen, thematisch ingedeeld in verhalen, portretten en tronies – portretstudies van naamloze modellen. De studies voor de portretten werden later vaak verwerkt in schilderijen over de bijbel of klassieke mythologie. Het schilderij dat in deze zaal alle aandacht steelt is Tronie van een jonge zwarte man van Gerrit Dou.
Prachtig hoe het licht weerkaatst op zijn bruine glanzende huid, de zijden tulband, het kobaltblauwe gewaad en de opvallende glinstering in de zilveren creool in zijn oor. Hij kijkt je recht aan en heeft qua blik en houding opvallend veel weg van Meisje met de parel van Johannes Vermeer.
Als aanvulling op de historische, door witte kunstenaars gemaakte werken worden er ook hedendaagse werken getoond van zwarte kunstenaars, zoals Iris Kensmil, Hedy Tjin, Dion Rosina en Jaasir Linger. Zij portretteerden familie, vrienden en belangrijke politici. Daarnaast maakten Raul Balai en Brian Elstak speciaal voor de tentoonstelling samen een schilderij van een zwarte Jezus, als tegengeluid bij de vele schilderijen met Jezus als witte man.
Het uiterlijk dat Jezus in al die portretten wordt aangemeten, komt niet overeen met dat van zijn tijdgenoten uit Palestina. Volgens Balai en Elstak is dit whitewashing van de geschiedenis: het vooropstellen van westerse kenmerken in de geschiedschrijving.
Met hun werk reflecteren de hedendaagse kunstenaars die meededen aan HIER. Zwart in Rembrandts tijd op hun eigen identiteit, vanuit hun eigen perspectief. Zo dragen zij bij aan een inhaalslag die ook veel andere musea te wachten staat.
Zoals de nieuwe verhalen en beelden uit HIER. Zwart in Rembrandts tijd de lacunes van museale representatie aanvullen, hoop ik ook een genuanceerder en completer verhaal over de Tweede Wereldoorlog tegen te gaan komen in musea. Bijvoorbeeld over de onmisbare rollen van de voormalige koloniën ten tijde van oorlogvoering. Tachtig procent van de geallieerde vliegtuigen werd gemaakt van aluminium uit Suriname en zestig procent van de vliegtuigen vloog met brandstof geraffineerd in de voormalige Antillen.
Ik hoop op musea waar bezoekers zich met trots kunnen identificeren met verzetsstrijders als Boy Ecury, George Maduro en Anton de Kom. Niet lukraak in een tijdelijke tentoonstelling, maar in de vaste presentaties. Zodat iedereen, ook jij of je buurman, zich gerepresenteerd voelt.
Over de auteur
Guinevere Ras is een erfgoedprofessional met een expertise in meerstemmigheid. Ze werkt bij het Nederlands Fotomuseum als junior curator en draagt met haar onderneming Museale Meerstemmigheid projectmatig en door middel van workshops en advies bij aan een inclusievere erfgoedsector.
Noten
1. W. Frijhoff, Dynamisch erfgoed. Amsterdam: Uitgeverij SUN, 2007.
2. N. Simon, ‘On White Privilege and Museums’, 6 april 2013.
3. G. Black, Transforming Museums in the Twenty-first Century. London: Routledge, 2012.
Foto boven aan artikel
Black Jesus aka Fuck Cracker Christ. Raul Balai & Brian Elstak, 2020. Bron: Museum Het Rembrandthuis